Nederlanders.fr

Hèt netwerk van, voor en door Nederlandstaligen in Frankrijk - zegt het voort!

||  PLAATS BERICHT  ||  PLAATS ADVERTENTIE   || 

Het verhaal achter de naam (49) - Rouvres & Rouvray

Goeienavond allemaal,

Het is alweer even geleden dat ik hier wat schreef over plaatsnamen, en 'men' vroeg mij de laatste tijd 'geregeld' of ik dat weer eens wilde doen. Laat ik dus maar proberen om die goede gewoonte weer op te pikken.

De laatste naam die langskwam was Tremblay ; laten we voor deze nieuwe keer maar eens bij de bomen blijven. Wat dacht je van de rouvre, de Franse algemene benaming voor de 'wintereik'?

Inderdaad, bomen vormen belangrijke landschapsbepalende elementen. Plaatsnamen getuigen dan ook vaak van hun aanwezigheid, en van het belang dat deze bomen voor de mens hebben gehad. Een alleenstaande boom hielp bij het oriënteren of kon een grens aangeven. Die ene boom kwam vaak voor op een bepaalde plaats, die andere was daar geplant om de mens te voorzien van bouwmaterialen of voeding: allemaal redenen tot naamgeving. Bomen komen in grote aantallen voor in het Franse toponymische landschap. We moeten daarbij niet vergeten dat die bomen en planten aanwezig waren op het moment van naamgeving. Het is dus goed mogelijk dat ze sindsdien verdwenen zijn of ter plekke zelfs niet meer voorkomen. In de late Middeleeuwen zijn bomen en bossen massaal gerooid om plaats te maken voor nederzettingen en landbouwgronden. De naam van het (deels) verdwenen bos ging daarbij vaak over op de nieuw gestichte of uitgebreide nederzetting.

Bij groepen bomen, boomgaarden en bossen komt vaak het Latijnse achtervoegsel -etum of de vrouwelijke variant -eta voor, dat een collectief idee in zich draagt. Dit suffix is tot ver in de Romaanse en Oudfranse tijd productief geweest, waardoor het nooit met zekerheid te zeggen hoe oud een plaatsnaam op -etum of -eta is. Ook het Latijnse achtervoegsel -aria wordt gebruikt, maar minder vaak bij bomen dan bij planten of dieren.

Maar goed, dit algemene verhaal geldt voor heel veel soorten bomen, zoals ik hier en elders al meerdere voorbeelden gegeven hebt. Vandaag dus de rouvre, de wintereik. Die vinden we bijvoorbeeld in een niet-samengestelde maar slechts meervoudige vorm terug in Rouvres-en-Xaintois (Vosges), Rouvres-en-Plaine (Côte-d'Or), Rouvres (Oise), Rouvres-les-Bois (Indre, een beetje dubbelop), Rouvres-en-Woëvre (Meuse) en waarschijnlijk ook in Reuves (Marne). De lijst is lang niet volledig, dit zijn slechts enkele voorbeelden.

Grosrouvre (Yvelines) herinnert aan een ‘dikke wintereik’. In Silvarouvres (Haute-Marne) is ooit een wintereik omgevallen. De naam lijkt een samenstelling met silva ‘bos’ te zijn, maar de oudere vormen (Sopinorobore in 877) wijzen op het Latijnse supinum, ‘omgevallen’. Of was het toch gewoon een eikenbos?

Natuurlijk bestaan er ook voor de wintereik afleidingen op -etum: Rouvray-Sainte-Croix (Loiret), Rouvroy (Aisne), Rouvroy-sur-Audry (Ardennes), Rouvrois-sur-Meuse (Meuse) en Rouvray-Saint-Denis (Eure-et-Loir), maar ook Rouet (Hérault) en Rouède (Haute-Garonne). In Rouvroy-les-Merles (Oise) zijn geen merels (merle) die in die wintereiken huisden; de bepaling herinnert aan de voormalige priorij met die naam - en de naam van die priorij is dan weer afgeleid van het Latijnse merula, dat in de Franse Middeleeuwen een versterkt gebouw is gaan aanduiden - daar kom ik later nog wel eens op terug (Le Mêle-sur-Sarthe (Orne), bijvoorbeeld).

Met het achtervoegsel -aria vinden we in de streek rond Lyon Haute-Rivoire (69) en Riverie (69). In Normandië wordt sporadisch het Gallische achtervoegsel -avo gebruikt, wat bijvoorbeeld Rouvrou (Orne) oplevert. Een ander woord voor een zuiderlijkere variant van die wintereik, aesculanus, vinden we bijvoorbeeld terug in  Esclanèdes (Lozère).

De gemeente Saint-Étienne-du-Rouvray (Seine-Maritime) dankt haar bepaling aan het nabijgelegen forêt de la Londe-Rouvray. Deze bosnaam is een overtreffende tautologische trap, met maar liefst driemaal de betekenis ‘bos’. Rouvray is een ‘wintereikenbos’. Londe is hier een afstammeling van het Scandinavische lundr en betekent ‘bos’, en ook forêt geeft een bos weer: het wintereikenbosbosbos.

Weergaven: 604

Rubrieken,

Klik hieronder voor meer berichten in dezelfde rubriek.

20230329, Korte Verhalen, Kunst en Cultuur

Reactie van Jan Smits op 29 Maart 2023 op 19.39

Over de populier.  Een blad van een populier is excentries. Dat wil zeggen da de grote nerf niet in het midden van het oppervlak  zit. Daardoor bij een beetje wind het blad gaat bewegen. Populieren hout is niet van de kwaliteit als een eik.  Maar Populier is in het latijn POPULUS  Nigra Italica. als u nog meer over bomen wilt weten, kan ik u helpen. Noge een prettige avond.Jan Smits

Reactie van Charles van Hemert op 30 Maart 2023 op 10.42

Beste Jeroen, al ben ik officieel een "echte" Fransman, zijn Uw bijdragen voor mij interessant en nieuw. Hiermee dus heel hartelijk bedankt ! Charles van Hemert (Nantes).

Reactie van loes Heil op 30 Maart 2023 op 19.08

Jeroen Sweijen hartelijk dank voor het voortzetten van uw rubiek over oorsprong van Franse streek- en plaatsnamen. Misschien heeft u hier iets aan.  Voor Romeinse bouwmaterialen de 10 boeken van Vitruvius. Boek II hoofdstuk 9 timmerhout 8 De eik ( Lat. quercus) 9 De wintereik ( Lat. aesculus) en boek VII hoofdstuk 1 vloeren / 1-2. De belangrijkste , meest voorkomende houtsoorten eiken (meerdere soorten), beuk en es. Ook Plinius de Oudere beschrijft in zijn Naturalis historia vnl. deze 3 houtsoorten in boek 16 woudbomen. Deze bomen leverden het hout dat door de Romeinen gebruikt werd voor bouwactiviteiten. Wanneer u schrijft dat in "de late  Middeleeuwen zijn bomen en bossen massaal gerooid om plaats te maken voor nederzettingen en landbouwgronden", dan vergeet u de enorme pestepidemieën die toen Europa teisderden en de bevolking gedecimeerd werd. De meeste ontbossing kwam door de opkomst der ijzerindustrie. Om ijzer te smelten heeft men een temperatuur nodig van 1200 ºC en de enige houtsoort die bij verbranding deze temp. haalt is de beuk. In heel Fr. komt men de familie naam Fau tegen ( van Fagus=beuk) terwijl er in de verste verte geen beuk valt te herkennen.  Verder werden grote eiken gebruikt voor kapconstructies van kathedralen ( lees Duby over het stoppen met de bouw van kathedralen en het huidig probleem met de restauratie van de Notre Dame) en vergeet ook niet de scheepsbouw . Pas in begin 18e eeuw ontstond in Fr.  houtschaarste door verregaande ontbossing en kwamen er verordeningen voor het beperken van het houtgebruik. Napoleon B. voerde een belasting in op blank eiken. Het was Philibert de l'Orme (1512-1577) die het schenkelspant uitvond waardoor men weer grote spanten kon maken ( overspanning tot 15 mtr.) d.m.v. uit planken ( lengte +/_ 130 cm ) cirkelsegmenten te zagen die met verspringende naden ( meestal 3 planken dik) tegen elkaar spijkerden. Beschreven in "L'art pour bien bâtir". J.Smits, populier wordt gebruikt voor klompen ( misschien heeft u ooit  L'albero degli zoccoli gezien), luciferhout en dakbeschot. Groeit 1 meter/jaar.

Reactie van Ludique op 31 Maart 2023 op 7.46

Geweldig weer Jeroen! Complimenten van Lief en mij

Reactie van Peter Jan op 2 April 2023 op 9.23

Ik heb een paar jaar geleden Jeroen's bijbel gekocht. In dit leuke naslagwerk vind je veel wetenswaardigheden. Misschien een tip voor Charles. 

Reactie van Jeroen Sweijen op 4 April 2023 op 17.56

Allemaal hartelijk dank voor jullie reacties en aanvullingen ... een nieuwe aflevering komt eraan :)

Je reactie hieronder, dit zijn de huisregels. 

Je moet lid zijn van Nederlanders.fr om reacties te kunnen toevoegen!

Wordt lid van Nederlanders.fr

GA DIRECT NAAR:

Laatste nieuws uit Frankrijk

© 2024   Gemaakt door: Anton Noë, beheerder en gastheer.   Verzorgd door

Banners  |  Een probleem rapporteren?  |  Privacybeleid  |  Algemene voorwaarden